De diaken: levend midden in de Kerk
1 Inleiding
In de volmaakte harmonie van de natuur houden alle onderdelen elkaar in evenwicht en zorgen voor elkaar. Zo zorgt de wind er in de herfst en de winter voor, dat de bomen van hun oude takken worden ontdaan om het volgend voorjaar een schoon begin te kunnen maken. In een boomgaard verricht een mensenhand dat werk, soms zo ingrijpend dat de boom wel van zijn kracht beroofd schijnt te zijn. Maar in de lente zal een weelderige bloesem het tegendeel bewijzen. “Snoeien doet bloeien”.
De Vaders van het Tweede Vaticaans Concilie hebben grondig gesnoeid aan het ons vanouds vertrouwde beeld van de Kerk. Zo bijvoorbeeld aan de treden die een seminarist tot het priesterschap voerden. De klerikale tonsuur, die vroeger de intrede markeerde in de kerkelijke stand, is afgeschaft, zelfs als symbolische handeling. De vier zogenaamde ,,lagere wijdingen": ostiarius, lector, exorcist en acolyth, zijn als zodanig verdwenen. Het bestaat niet meer. Wat blijft er na al deze ingrepen nog over? Sommigen hebben zich teleurgesteld afgewend van wat hun een mismaakte Kerk toescheen. Maar in werkelijkheid is het de oorspronkelijke gestalte van de Kerk, die zich thans weer in alle zuiverheid en vruchtbaarheid aan de wereld vertoont.
2. Sacramentum ordinis
De gestalte van de Kerk in deze wereld wordt voor een belangrijk deel bepaald door het kerkelijk ambt, het gewijde ambt. Zoals de Kerk als geheel haar oorsprong heeft in het sacrament van het doopsel, zo heeft dit gewijde ambt zijn oorsprong in een ander sacrament, dat men het ,,priesterschap" noemde, maar dat wij juister aanduiden met de term ,,wijdings-sacrament". Een andere naam voor het wijdingssacrament is Sacramentum ordinis, het sacrament van de orde. Dit sacrament schept orde, een heilige rangorde, een hiërarchie.
Allereerst schept het wijdingssacrament orde door binnen de grote ongedifferentieerde veelheid van christengelovigen een kleine groep af te zonderen en deze groep op een bepaalde manier te ordenen ten opzichte van en tegenover de anderen. Het sacrament van de orde bewerkt in de gemeenschap der gelovigen een goede vorm van polarisatie, zoals een magneet de ijzerdeeltjes richt en ordent. Of met een ander beeld: het sacrament van de orde ordent de ene, ondeelbare Kerk tot een lichaam met een hoofd. (Primaire geleding van het gewijde ambt). Het wijdingssacrament schept orde behalve in de Kerk, ook onder de dragers van het gewijde ambt zelf. Het ene wijdingssacrament is namelijk op verschillende manieren in verschillende bedienaren aanwezig. Het gewijde ambt is weliswaar een, zoals de Kerk zelf een is, maar deze eenheid is geleed. De authentieke geleding van het gewijde ambt is door het Concilie opnieuw tot helderheid gebracht.
De volheid van het wijdingssacrament wordt verleend in de bisschopswijding. De bisschop is de eerste en eigenlijke bedienaar van het gewijde ambt. Hij is gezonden om tegenover het volk Gods op eminente en zichtbare wijze de rol van Christus zelf te vervullen. Hij moet in de Persoon van Christus als Leraar, Herder en Hogepriester optreden (vgl. Lumen Gentium n. 21). Deze bisschop deelt van de volheid van zijn zending tot dienstbaarheid mee aan andere personen. Hij heeft zijn ,,helpers" (Lumen Gentium n. 20). Binnen de eenheid van het gewijde ambt staat hij in zeker opzicht tegenover hen. Hij onderscheidt zich van hen, doordat het wijdingssacrament in hem volmaakt aanwezig is, terwijl het in zijn helpers aanwezig is in afhankelijkheid van hem. Alles wat zijn helpers zijn – en zij zijn werkelijk dragers van het ene gewijde ambt, zij zijn als ambtsdragers tot een totale dienstbaarheid gezonden aan hun broeders, zij vertegenwoordigen Christus reëel op zichtbare wijze -, zijn zij in zoverre zij deelhebben aan de volheid die in de bisschop aanwezig is.
3. Secundaire geleding van het gewijde ambt
Het sacrament van de orde schept in de Kerk als geheel de grondverhouding van gewijde en niet-gewijde gelovigen, dus: van ambtsdragers en leken. Het brengt vervolgens binnen de dragers van het gewijde ambt de geleding tot stand van bisschop en helpers. Tenslotte doet het sacrament zijn ordenende kracht gelden binnen de groep van helpers. Hoewel als geheel volkomen afhankelijk van de bisschop, is deze groep opnieuw in tweeën geleed. Het wijdingssacrament is op twee verschillende wijzen in deze groep aanwezig. Door twee verschillende bedienaren wordt de bisschop geholpen, door priesters namelijk en door diakens (Lumen Gentium n. 20). De grote primaire geleding van het gewijde ambt in bisschop en helpers wordt in de groep van helpers begeleid door de kleine secundaire geleding van priesters en diakens.
(Betrekkingen in het gewijde ambt). Kunnen we de betrekking tussen de drie verschillende dragers van het gewijde ambt nader omschrijven? Wat de betrekking niet is, lijkt vrij eenvoudig aan te geven. Bisschop, priester en diaken zijn niet drie punten op een rechte lijn, of de lijn nu horizontaal dan wel verticaal verloopt. Zij zijn geen driemanschap: daarvoor zijn priester en diaken te wezenlijk van de bisschop afhankelijk. Zij zijn evenmin de drie opeenvolgende sporten van een ladder: want de diaken heeft een rechtstreekse band met de bisschop, die niet via de priester loopt. En bovendien: in zoverre priester en diaken beiden evenzeer van de bisschop afhankelijk zijn, staat de priester op gelijke hoogte als de diaken. Vormen bisschop, priester en diaken dan misschien de drie hoekpunten van een driehoek, waarbij de bisschop als tophoek een gedeelte van zijn volheid aan de priester overdraagt en een ander gedeelte aan de diaken? Ook deze figuur moeten wij afwijzen, want zij wekt de foutieve indruk dat de priester geen deel heeft aan de zending tot dienstbaarheid, die de bisschop eigen is en die deze in dit geval enkel op zijn diaken zou overdragen.
Wat de betrekking tussen de drie verschillende dragers van het gewijde ambt wel is, is moeilijker aan te geven. Wat de betrekking betreft tussen de bisschop en de diaken: zij zal verderop ter sprake komen. Het helpersambt van de diaken zal blijken een louter instrumentale functie te zijn. Het helpersambt van de priester daarentegen is ten opzichte van de bisschop veeleer een medewerkende functie, zij het dan ook in afhankelijkheid en gehoorzaamheid. In zoverre nu de priester als medewerker in zekere zin naast de bisschop staat, mag hij de diaken – op dezelfde titel als de bisschop dat doet – als zijn instrument beschouwen. In zoverre de priester echter in zijn priesterlijke functie van de bisschop afhankelijk is, staat hij weer meer naast de diaken.
Kort samengevat de drie termen bisschop, priester, diaken staan met elkaar niet mechanisch, maar organisch in verbinding. Zij vormen tezamen een levende eenheid van twee relaties : een grote relatie tussen de bisschop en zijn helpers, en een kleine relatie – van de grote afhankelijk -tussen priesters en diakens. De organische eenheid van het gewijde ambt is dus niet monolithisch, evenmin als de eenheid van de Kerk als geheel, maar opgebouwd uit verschillende geledingen. Binnen dit raam, dat door de Kerk in de wereld en door het gewijde ambt in de Kerk wordt gevormd, ontvangt de diaken zijn functie en betekenis.
4. Functies van de diaken
De functie van de diaken, als wij ons die nog van een vijftien, twintig jaar geleden herinneren ( 1959-1964), was destijds tot een minimum gereduceerd. Het diaconaat als eigen hiërarchisch rang was een farce geworden, enerzijds door zijn opgeslotenheid binnen de seminariemuren en door het geringe aantal hem toevertrouwde taken, anderzijds door een gebrekkige liturgische praktijk. Om in deze situatie verandering te brengen, kwam het Vaticaans Concilie dan ook met een drievoudige vernieuwing.
a. ,,Het diaconaat wordt als een eigen en blijvende hiërarchische rang hersteld. Het mag verleend worden aan mannen van rijpere leeftijd, ook als zij gehuwd zijn, evenals aan bekwame jongeren, voor wie nochtans de wet van het celibaat moet blijven" (Lumen Gentium n. 29).
b. De diaken krijgt een reële en verstrekkende functie toebedeeld (zie onder).
,,Bij de liturgische vieringen moet iedereen, hetzij bedienaar, hetzij gelovige, bij de vervulling van zijn functie uitsluitend en volledig datgene doen, wat hem krachtens de aard van de zaak en de liturgische richtlijnen toekomt" (Sacrosanctum Consilium n.28).
Op deze drievoet rust het herstelde diaconaat.
De functie nu van de diaken staat in Lumen Gentium n.29 als volgt beschreven ,,Aan de diaken komt het toe, voorzover het hem door het bevoegde gezag wordt toegewezen, het doopsel plechtig toe te dienen, de Eucharistie te bewaren en uit te reiken, in naam van de Kerk bij het huwelijk te assisteren en het in te zegenen, de teerspijze naar de stervenden te brengen, aan de gelovigen de heilige Schrift voor te lezen, het volk te onderrichten en aan te moedigen, de eredienst en het gebed van de gelovigen voor te zitten, de sacramentaliën toe te dienen, de uitvaartdienst en de begrafenisritus te leiden. Zij zijn bestemd voor de functies van liefdadigheid en administratie". Samenvattend gezegd ,,Zij staan in dienst van het volk Gods door de diakonie van de liturgie, het woord en de liefdewerken".
5. Liturgische functie van de diaken
De drie functies die het Concilie aan de diaken toedeelt, de liturgische, de pastorale en de sociaal-caritatieve functie, zijn niet zonder onderlinge samenhang. Van deze drie is de liturgische functie ongetwijfeld de belangrijkste. Want is de liturgie ,,bron en hoogtepunt" (Sacrosanctum Consilium n.10) voor het leven van de Kerk als geheel, dan toch zeker niet minder voor de dragers van het gewijde ambt. Deze liturgische functie van de diaken staat, behalve in de zojuist aangehaalde tekst uit Lumen Gentium n.29, uitvoerig beschreven, voorzover het de viering van de Eucharistie betreft, in de Constitutie over de Heilige Liturgie en in het Algemeen Statuut van het nieuwe Romeins Missaal. Uit die teksten ontstaat het volgende beeld van de diaken.
Bij de viering van de Eucharistie heeft de diaken op de eerste plaats een taak ten aanzien van het verloop van de dienst. Hij fungeert als een soort ceremoniemeester en draagt als zodanig ook zorg voor de ,,daadwerkelijke deelname" aan de liturgie van de gehele gemeenschap (Sacrosanctum Consilium b.v. n. 14). Op de tweede plaats is de diaken belast met de verkondiging van het evangelie. Het evangelieboek ontvangt hij dan ook uit de handen van de bisschop als teken van zijn zending. Wanneer hij in de H. Mis op het punt staat het evangelie te verkondigen, ontvangt hij van de bisschop daartoe uitdrukkelijk de opdracht en de zegen. Tenslotte vervult de diaken een taak aan het altaar zelf, het middelpunt van de liturgische bijeenkomst. Hij neemt de offergaven van het volk aan en legt die de bisschop (of zijn plaatsvervanger de priester) in handen. Uit handen van de bisschop ontvangt hij de geconsacreerde gaven weer om ze aan het volk uit te reiken. Deze laatste der drie liturgische taken is zeker ook de oudste. Van deze eigenlijke eucharistische taak zijn de andere twee (de verkondigende en de ceremoniële) slechts uitbreidingen. Waarbij wij tevens kunnen bedenken, dat het Griekse woord diakonos primair ,,tafeldienaar" betekent.
(Dienst van de kelk). De traditie der eerste eeuwen had aan de bedienaar van de eucharistische tafel één bijzondere dienst bij voorkeur toevertrouwd, te weten de dienst van de kelk. Het Concilie heeft deze traditie hersteld. De diaken draagt zorg voor de kelk. Op drie belangrijke momenten van de Mis komt dat tot uiting: bij de offerande en bij de communie, zoals we reeds zagen, maar ook meer in de nabijheid van de Consecratie. Wanneer de bisschop namelijk aan het slot van de Canon de heilige Gedaanten in een offergebaar omhoog heft, wordt hij geassisteerd door de diaken die de kelk draagt. Deze taak van de kelk is wel de oudste en de meest specifieke van heel de diaconale functie. We moeten hier een ogenblik halt houden om de treden die we zijn afgedaald, te overzien. Uitgaande van de ene grote gemeenschap van christengelovigen in deze wereld zijn we bij de tweedeling: ambtsdragers en leken, terechtgekomen. Vervolgens zijn we binnen het gewijde ambt op een nieuwe tweedeling gestoten, namelijk, die tussen de bisschop en zijn helpers, speciaal de diaken. De diaken verricht functies op sociaalcaritatief, pastoraal en liturgisch niveau en deze laatste bereiken tenslotte een specifieke vorm in zijn zorg voor de kelk. Van deze specifieke vorm uitgaande moeten we nu proberen de betekenis van de diaken voor de Kerk te verstaan.
6. Twee mogelijke interpretatie
Diaken en kelk horen op een of andere manier bij elkaar. Kunnen we die manier nauwkeuriger bepalen? Sommige auteurs hebben het als volgt gedaan. De taken van de diaken, zeggen zij, betreffen alle de communicatie tussen de bisschop aan het altaar en het volk Gods. Welnu, het heilig Bloed wordt als het ware vanaf het altaar over het volk uitgesprenkeld, zoals in het Oude Testament het verbondsbloed aan de voet van de berg Sinaï (Ex 24,8). Deze bloedbesprenkeling is een echt ,,communicatieve" handeling. Dus komt de diaken, de ,,communicatieve" figuur bij uitstek, het meest voor deze dienst in aanmerking. Deze verklaring is door de eeuwen heen vaker naar voren gebracht.
Maar er is nog een tweede mogelijkheid om het verband tussen diaken en kelk te verduidelijken. We zouden daarvoor ons gezichtsveld wat moeten verbreden en in onze beschouwing de grote analogie moeten betrekken, die bestaat tussen de wereld van de liturgie en die van ons menselijk leven van alle dag. We moeten opnieuw in analogieën leren denken. Ons menselijk verstand kan immers alleen leren kennen hetgeen het nog niet kent, aan de hand van hetgeen het reeds kent. Onze kennis klimt van nature op van het lagere naar het hogere, endaarbij maakt zij gebruik van de overeenkomsten, de analogieën tussen de onderscheiden niveaus van de ene werkelijkheid.
Deze algemeen-menselijke, concrete (dus : niet abstraherende) manier van denken is – uiteraard – altijd zeer ,,ad rem" geweest in de liturgie en is daar altijd levend gebleven. Zij heeft ertoe bijgedragen dat diaken en kelk reeds zeer vroeg met elkaar in verband zijn gebracht op grond van hun onderlinge analogie. Die analogie willen wij nagaan. Daartoe moeten we allereerst het gebruik van de kelk in de liturgie zien tegen de algemene achtergrond van ons gewone menselijk handelen door middel van instrumenten.
7. Algemeen-menselijke achtergrond
Ons menselijk bestaan is, in tegenstelling tot dat der dieren, niet door een instinct feilloos aan zijn omgeving aangepast. Voor zijn instandhouding heeft het kunstmatige vormen nodig, en daarom bouwen wij huizen, naaien wij kleding en bereiden ons voedsel. Niet alleen op het niveau van ons bestaan, ook op dat van ons handelen blijkt ons lichaam zelden voldoende toegerust. Dank zij ons verstand kunnen wij die leemte opvullen door ons instrumenten te vervaardigen. Ten einde gemakkelijker met de materie om te kunnen gaan, zonderen wij een klein stukje materie af en geven het een zodanige vorm, dat het tussen ons en de dingen waarmee wij omgaan, komt in te staan. Het wordt een middel / midden; -het Latijn en het Frans bijvoorbeeld hebben daar een en hetzelfde woord voor: ,,medium", ,,moyen". Dat betekent niet, dat onze instrumenten halverwege tussen ons en de dingen waarmee wij omgaan, in staan. Sommige instrumenten vervolmaken onze handen met het oog op de dingen, zoals het snoeimes de handen van de landman; andere instrumenten fungeren in omgekeerde richting, zij zitten meer aan de dingen zelf vast en passen ze aan onze handen aan. Van zulke instrumenten bedienen wij ons bijvoorbeeld bij onze maaltijden. Wij reiken elkaar spijs en drank aan, en wij kunnen dat alleen maar doen – voor de drank is dat evident – door middel van en in vaatwerk, in een vat. De drinkbeker is een zuivere vorm van een instrument, omdat hij geen doel in zich is, maar enkel dient om in zich op te nemen en van zich uit te laten gaan (het Latijn heeft een woord voor vat en instrument tegelijk: ,,vas"). De beker ontvangt zuiver het geen wij eraan toevertrouwen en hij staat het ontvangene ook weer ongerept af. Hij is als instrument geheel transparant.
8. Onderscheiden niveaus in de liturgie
Tegen deze algemene achtergrond van ons gewone menselijke handelen door middel van instrumenten moeten we ook de drinkbeker zien, die in de liturgie voorkomt. De drinkbeker hoort bij de maaltijdhandeling waarin het eucharistische offer sacramenteel wordt gevierd. Deze beker is toevertrouwd aan de diaken, omdat hij qua functie en betekenis een natuurlijke overeenkomst met hem vertoont. De functie en de betekenis van de beker op het lagere niveau van de maaltijdhandeling zijn analoog met de functie en de betekenis van de diaken op het hogere niveau van het ,,liturgisch personeel".
Het Tweede Vaticaans Concilie beeft tot het herstel van het diaconaat niet enkel maatregelen genomen, die het diaconaat op zichzelf betreffen, maar tevens de belangrijke liturgische maatregel, dat ,,bij de liturgische vieringen iedereen bij de vervulling van zijn functie uitsluitend en volledig datgene moet doen wat hem krachtens de aard van de zaak toekomt". Zonder deze maatregel zou het diaconaat een dode letter zijn gebleven: dank zij deze maatregel kan de diaken zich vrij ontplooien. Want het kan niet anders of in een volgens deze richtlijnen gevierde liturgie zijn de onderscheiden niveaus van maaltijdhandeling en liturgische bedienaren als zodanig herkenbaar. En wanneer zij herkenbaar zijn, dan treden zij ook met elkaar in relatie. En dan maakt de zorg van de diaken voor de kelk op het plan van de maaltijdhandeling aanschouwelijk, wat er op een hoger plan binnen het gewijde ambt gebeurt.
(Beker en diaken). De functie van een beker is instrument te zijn door middel waarvan wij elkaar te drinken geven. De functie van de diaken is op een hoger niveau: instrument te zijn door middel van wie de bisschop aan de gelovigen de geconsacreerde gaven uitreikt. De op zichzelf puur materiële functie van de beker heeft een betekenis : hij appelleert aan onze kennis. Hij maakt voor ons verstand op concrete wijze een bepaalde betrekking zichtbaar, de betrekking namelijk tussen datgene wat (in)geschonken wordt en datgene wat het geschonkene ontvangt. Analoog daarmee heeft ook de op zichzelf puur materiële functie van de diaken haar betekenis. Zij appelleert aan onze kennis, doordat de liturgische handeling zelf van de diaken op het inter persoonlijke plan een betrekking zichtbaar maakt van ontvangen en afstaan. De diaken krijgt in handen gelegd en geeft uit handen, zonder aan het ontvangene iets toe te voegen of af te doen. Hij heeft geen andere persoonlijke inbreng dan een transparantmidden, instrument te zijn.
De betekenis van de diaken is geen geïsoleerd feit. Zoals de beker een van de voorwerpen is, die een rol spelen op het van de maaltijdhandeling, zo is ook de diaken slechts een van de personen op het vlak van het gewijde ambt. Omdat alle ambtsdragers door het ene gewijde ambt omsloten worden, zegt de betekenis van de ene ambtsdrager tegelijk iets van de andere. Aan een geheel ontvangende ambtsdrager, die de diaken is, beantwoordt complementair een schenkende ambtsdrager, en dat is de bisschop. Zoals zich tegen de holle vorm van de beker het ingeschonkene aftekent, zo wordt analoog aan de ontvangende gestalte van de diaken de schenkende volheid van de bisschop zichtbaar. Wat zich op lager niveau voordoet aan de kelk, herhaalt zich op hoger niveau aan de diaken binnen het gewijde ambt. Onze kennis van de geleding binnen het gewijde ambt vindt aldus steun bij de kennis van de verhouding die reeds aan de beker als onderdeel van de maaltijdhandeling zichtbaar is.
9. Ambt en Kerk
De liturgie die door de bisschop wordt voorgezeten, in gemeenschap met zijn priesters en geholpen door zijn diakens, is geen klerikale privé aangelegenheid, maar het werk van de Kerk als geheel. De ene geloofsgemeenschap is in haar geheel betrokken bij en manifesteert zich in de liturgie. Zij manifesteert zich in haar verschillende functies en vooral in haar grote geleding van ambtsdragers en leken. Tot het inzicht in deze grote geleding komen wij niet langs de weg van een abstracte theorie, maar – zoals heel het procédé van onze kennis – aan de hand van wat wij concreet met onze zintuigen waarnemen.
Een van de eerste dingen die wij waarnemen in een goedgevierde liturgie, is het onderscheid tussen het niveau van de maaltijdhandeling en dat van de liturgische bedienaren; vervolgens ook het onderscheid tussen de verschillende bedienaren onderling. De bisschop zit de viering voor, hij wordt door zijn diaken geholpen. Dit onderscheid tussen bisschop en diaken is van betekenis voor de gehele Kerk.
(Diaken en volk Gods) Want zoals het niveau van de maaltijdhandeling in betrekking staat tot het niveau van de liturgische bedienaren, zo staat op zijn beurt het niveau van de liturgische bedienaren in betrekking tot dat van de Kerk als geheel. De drinkbeker die door de diaken werd ingeschonken en te drinken gereikt, heeft ons verwezen naar een analoge betrekking tussen de ontvangende diaken en de schenkende bisschop. Nu verwijst deze laatste betrekking opnieuw naar een volgende, nog bredere betrekking, namelijk die tussen het gewijde ambt en de leken. De geleding binnen het gewijde ambt zelf heeft uiteindelijk haar bestaansreden niet in haar efficiënt functioneren, maar in deze hoven zichzelf uitreikende betekenis.
De geleding van het gewijde ambt in bisschop en diaken is het concrete beeld voor de grote geleding van de Kerk als geheel. De Kerk is geleed in degenen die als gewijde ambtsdragers de dienst van Christus voortzetten, en daartegenover degenen die voor hun leven als christen geheel op deze dienst zijn aangewezen. Zoals het lichaam uit het hoofd zijn levenskracht en wasdom ontvangt (vgl.. Ef. 4, 15-16 ; Kol 2, 19), Zo is het volk Gods afhankelijk van haar ambtsdragers, door wie Christus de Kerk opbouwt en voltooit.
De analogie tussen bet gewijde ambt en de Kerk als geheel gaat nog verder. Bij de werkzaamheid van het gewijde ambt, speciaal van de bisschop, is de diaken geen eindpunt: hij dient integendeel als instrument, als midden. Het ontvangen van de diaken is gericht op doorgeven en uitdelen. Analoog geldt dat voor de Kerk. Het volk Gods onderweg kan er zich niet mee tevreden stellen door de dragers van het gewijde ambt te worden gediend. Het is tot volk Gods gemaakt door doopsel en vormsel, en het wordt als volk Gods dagelijks gevoed door de H.Eucharistie, om alles wat het door de bediening van het gewijde ambt heeft ontvangen, door te geven en uit te dragen. Zoals de beker wordt vol geschonken om te worden geledigd en zoals de diaken de kelk uit handen van de bisschop ontvangt om hem aan de gelovigen te drinken te reiken, zo hebben ook de gelovigen op hun beurt een analoge zending. ,,In de gewone levensomstandigheden van familie en maatschappij zijn zij door God geroepen, om door het vervullen van hun eigen opdracht, bezield met de Geest van het evangelie bij wijze van zuurdeeg als het ware van binnenuit tot de heiliging van de wereld bij te dragen" (Lumen Gentium n. 31).
10. Terugblik en besluit
Zo zijn wij beginnend bij een drinkbeker en zijn bedienaar tenslotte aangekomen op dit kerkelijke, wereldwijde niveau. Tussen dit hoogste niveau en dat van de maaltijdhandeling in ligt het liturgisch niveau van het gewijde ambt. Als tussenschakel verbindt het liturgische optreden van de bedienaren van dit ambt het meest concrete en bekende fenomeen van een drinkbeker aan de ene kant met de uiteindelijke, alomvattende geestelijke realiteit van de Kerk in deze wereld aan de andere kant. Deze bemiddelende functie kan het gewijde ambt weer vervullen, sinds het Tweede Vaticaans Concilie de bemiddelende functie van de diaken heeft vernieuwd, sinds het aan de bisschop zijn diaken heeft teruggegeven en aldus de authentieke geleding van het gewijde ambt in zijn totale functie en betekenis heeft hersteld.
Het voorwerp van onze beschouwing is zeker beperkt geweest. Toch geldt hier: in de beperking toont zich de diaken. Juist door de functie van de diaken eerst tot zijn meest specifieke vorm de zorg voor de kelk, te herleiden, konden wij de betekenis van de diaken in zijn concreetheid en in zijn uitgestrektheid enigszins op het spoor komen. De functies die aan de diaken daarnaast nog zijn toevertrouwd, dus zijn overige liturgische functies, zijn pastorale en sociaal-caritatieve functies beantwoorden qua structuur geheel aan zijn specifiek eucharistische taak. Zij zijn daarvan de echo’s op de verschillende terreinen van het leven der Kerk.
Maar, zou men zich kunnen afvragen, heeft door deze beperking tot zijn strikt liturgisch-eucharistische functie, de diaken als sacrament van de dienende Christus niet te weinig aandacht gekregen? Zeker, dat aspect is buiten beschouwing gebleven, maar bewust. En wel op grond van de volgende overweging. De sacramentele tekenwaarde van de dingen die in de liturgie voorkomen: voorwerpen, gebaren, handelingen, personen, en dus ook van de diaken, berust op de functie en de betekenis die hun van nature eigen zijn. Doordat bijvoorbeeld het water van nature naar schoonwassen verwijst, kan het voor ons in het doopsel een sacramenteel teken worden van de reiniging der zonden. Op soortgelijke wijze geldt van de diaken: eerst doordat hij zich midden in de Kerk vertoont ,,als iemand die dient" (Lc 22, 27), als iemand van wie iedereen, de bisschop zowel als het volk Gods, zich bedient, kan hij sacramenteel teken worden van de dienende Christus. Wij meenden aan het diaconaat als sacrament geen betere dienst te kunnen bewijzen dan door te proberen juist deze grondslagen opnieuw aan het daglicht te brengen.
Artikel van Dom Ad Lenglet: o.s.b., geboren in 1946, is monnik van de Abdij St.-Benedictusberg te Vaals. (Momenteel is hij abt in dezelfde Abdij te Mamelis).Studeerde in deze zelfde abdij en aan het Theologicum van de paters van de Heilige Harten te Simpelveld. Publiceerde in samenwerking met P. Andriessen een commentaar op de Brief aan de Hebreeën (Roermond 1971). Uit: Communio 1979 – 3